Uilen leven s'nachts waardoor ze een aanpassing aan hun ogen hebben. De ogen staan voor in de kop zodat ze een groot gezichtsveld hebben, waarin ze diepte kunnen zien. De ogen van uilen zijn goed ontwikkeld, en uilen hebben meestal felle ogen. Uilen hebben grote ogen, hierdoor is er geen ruimte in de schedel voor spieren die de ogen kunnen laten bewegen. Daarom heeft een uil een nek die 270 graden kan draaien. Uilen hebben een reflecterende laag achter hun netvlies, als er licht op het netvlies komt stuurt de reflecterende laag het licht nog een keer door het netvlies en daardoor kan hij in de nacht beter zien.